ECLI:NL:HR:2020:15

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 januari 2020
Publicatiedatum
7 januari 2020
Zaaknummer
18/05157
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met vuurwapen in Amsterdam

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 5 december 2018 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1986, is beschuldigd van poging tot doodslag, omdat hij in Amsterdam met een vuurwapen op een slachtoffer heeft geschoten. Het slachtoffer is door de kogel in zijn bovenarm geraakt. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, waarbij de advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker betrokken waren. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en de procureur-generaal heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen en heeft het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk verklaard, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak is gedaan op 14 januari 2020, waarbij de vice-president J. de Hullu als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren V. van den Brink en A.E.M. Röttgering, in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.S. Kea.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/05157
Datum14 januari 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 december 2018, nummer 23/004916-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De procureur‑generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 januari 2020.