Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beoordeling van het cassatiemiddel
4.Beslissing
29 september 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 september 2020 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam. De klager, geboren in 1983, had een klaagschrift ingediend met betrekking tot de inbeslagname van verschillende voorwerpen, waaronder autosleutels, een navigatiesysteem, en kleding, in het kader van een onderzoek naar bezit van harddrugs. De rechtbank had het klaagschrift ongegrond verklaard, maar de klager was vrijgesproken van de verdenking van drugshandel. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk was voor de autosleutels en het navigatiesysteem, omdat deze voorwerpen niet meer onder beslag stonden. Voor de overige voorwerpen, zoals de kleding, oordeelde de Hoge Raad dat de rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom de klager niet als rechthebbende kon worden aangemerkt. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Amsterdam voor herbehandeling. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige motivering bij beslissingen over de teruggave van inbeslaggenomen goederen, vooral in gevallen waar de beslagene als rechthebbende kan worden beschouwd.