Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
5.Beslissing
6 oktober 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft mensensmokkel, zoals vastgelegd in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, geboren in 1967, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, dat op 19 november 2018 een straf had opgelegd. De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. Echter, het hof had geoordeeld dat de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep geen aanleiding gaf tot strafvermindering, omdat de zaak in eerste aanleg voortvarend was behandeld. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel niet zonder meer begrijpelijk is, vooral gezien de mate van overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep, die bijna 10 maanden bedroeg. Dit leidde tot de conclusie dat het hof onvoldoende gemotiveerd was in zijn oordeel.
De Hoge Raad heeft de opgelegde gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, verminderd naar 27 maanden, met behoud van de voorwaardelijke straf en een proeftijd van 2 jaren. De uitspraak van het hof werd vernietigd, maar het beroep werd voor het overige verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.