ECLI:NL:HR:2020:16

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 januari 2020
Publicatiedatum
8 januari 2020
Zaaknummer
18/05448
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep en klacht over schending van rechtsregels

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte had eerder een vrijspraak gekregen van de Rechtbank, maar was van mening dat hij in strijd met artikel 14.5 van het IVBPR niet de mogelijkheid had om zijn veroordeling door het Hof substantieel te laten beoordelen. De Hoge Raad heeft op 14 januari 2020 geoordeeld dat de klacht van de verdachte niet kan worden aangemerkt als een cassatiemiddel. De Hoge Raad stelt dat voor een onderzoek door de cassatierechter alleen middelen van cassatie in aanmerking komen die voldoen aan de wettelijke vereisten. Dit houdt in dat er sprake moet zijn van een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel of een verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gedaan. De schriftuur van de verdachte voldeed niet aan deze vereisten, waardoor de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk verklaarde in zijn beroep. De uitspraak is gedaan door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/05448
Datum14 januari 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 20 december 2018, nummer 22/001738-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.R. Kellermann, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal kan de verdachte niet worden ontvangen in het ingestelde beroep.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 januari 2020.