Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
5.Beslissing
17 november 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een strafrechtelijke procedure waarin de verdachte is veroordeeld voor diefstal met braak. De benadeelde partij had in hoger beroep een schadevergoeding gevorderd van € 8.568, waarvan € 4.468 voor materiële schade en € 4.100 voor immateriële schade. Het hof had de vordering in eerste aanleg toegewezen tot een bedrag van € 3.758, maar in hoger beroep heeft het hof een schadevergoeding van € 4.000 toegewezen, wat meer was dan de benadeelde partij had gevorderd. De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte een hoger bedrag heeft toegewezen dan de benadeelde partij in hoger beroep had gevorderd. De Hoge Raad vermindert het toegewezen bedrag aan schadevergoeding tot € 3.758, en past dit ook toe op de schadevergoedingsmaatregel die aan de verdachte was opgelegd.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de uitspraak van het hof vernietigd voor zover het betreft de vervangende hechtenis. De Hoge Raad oordeelt dat de duur van de gijzeling, die was opgelegd bij gebreke van betaling, moet worden vastgesteld op 47 dagen, conform artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering. De overige klachten van de verdachte werden verworpen, en de Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof in die zin bevestigd dat het beroep voor het overige werd verworpen.