ECLI:NL:HR:2020:1875

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
20/01429
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Peek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbare orde verstoren en bedreiging met zware mishandeling in het kader van coronamaatregelen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 20 april 2020 is gewezen. De verdachte, geboren in 1991, heeft zich schuldig gemaakt aan het verstoren van de openbare orde door in een groep mensen op straat opzichtig te hoesten en te roepen "pas op, corona". Dit gebeurde in het kader van de coronamaatregelen die op dat moment golden. Daarnaast heeft de verdachte een agent bedreigd door te roepen "ik heb corona" en in de richting van diens gezicht te spugen. Deze handelingen zijn in strijd met artikel 2:1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van 's-Hertogenbosch 2016 en artikel 285.1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/01429
Datum24 november 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 april 2020, nummer 20-000917-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Cassatiemiddelen zijn namens deze niet voorgesteld.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 november 2020.