ECLI:NL:HR:2020:1956

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
19/02450
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over belaging en schadevergoeding in het strafrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 december 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was schuldig bevonden aan belaging van haar ex-vriend gedurende meer dan een jaar, wat leidde tot ernstige aantasting van zijn persoonlijke levenssfeer en vrijheid. De Hoge Raad heeft de vordering van de benadeelde partij tot immateriële schadevergoeding beoordeeld, waarbij de vraag centraal stond of er sprake was van een aantasting in persoon 'op andere wijze' zoals bedoeld in artikel 6:106 BW. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere arresten en concludeerde dat de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, waaronder imagoschade en verlies van sociale contacten, voldoende waren om van een aantasting in persoon te spreken. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof voor zover deze betrekking had op de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel, en bepaalde dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. De uitspraak bevestigt de noodzaak van zorgvuldige motivering bij schadevergoedingsvorderingen in het strafrecht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02450
Datum8 december 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 2 mei 2019, nummer 22/001185-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P.J.W. de Water, advocaat te Katwijk ZH, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij [benadeelde] heeft S. Pershad, advocaat te ’s‑Gravenhage, een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel vervangende hechtenis is toegepast, tot bepaling dat met toepassing van artikel 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof zijn beslissing om aan de benadeelde partij vergoeding van immateriële schade toe te kennen niet toereikend heeft gemotiveerd.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1:
zij, op 21 november 2016 te [plaats] en Rotterdam, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 7 november 2016 en verlengd d.d. 11 november 2016 gegeven door de officier van justitie te Rotterdam immers heeft verdachte opzettelijk contact opgenomen/gezocht met de in die gedragsaanwijzing genoemde [benadeelde] door die [benadeelde] meermalen berichten te sturen via WhatsApp en door meermalen, via WhatsApp, berichten te sturen aan een vriend/kennis van die [benadeelde] welke berichten kennelijk bedoeld waren of betrekking hadden op die [benadeelde];
2:
zij, in de periode van 14 augustus 2016 tot en met 7 november 2016 en in de periode van 1 maart 2017 tot en met 6 december 2017 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde], met het oogmerk die [benadeelde] te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft zij, verdachte, op verschillende data in voormelde periode:
- veelvuldig telefonisch contact gezocht met die [benadeelde] en (WhatsApp-) berichten verstuurd naar die [benadeelde] en
- een Instagram account op naam van die [benadeelde] aangemaakt en zich voorgedaan als die [benadeelde] en foto's van die [benadeelde] en daarbij beledigende teksten op voornoemd Instagram account geplaatst en
- contact gezocht met de voetbaltrainer van die [benadeelde] (te weten [betrokkene 1]) en
- contact gezocht met de mentor van de school van die [benadeelde] (te weten [betrokkene 2]) en die mentor verteld dat [benadeelde] haar, verdachte, mishandeld zou hebben en drugs zou gebruiken en
- zich voorgedaan als een medewerker van de school van die [benadeelde] en contact gezocht met de stagebegeleider van die [benadeelde] (te weten [betrokkene 3]) en gevraagd naar de werktijden van die [benadeelde] en die stagebegeleider verteld dat die [benadeelde] haar, verdachte, mishandeld zou hebben en drugs zou gebruiken en
- spraakberichten via WhatsApp aan die [benadeelde] gestuurd (met beledigende en intimiderende inhoud in de richting van die [benadeelde]) en
- berichten betreffende die [benadeelde] op haar, verdachtes, instagramprofiel en facebookprofiel geplaatst en
- profielen op de website [internetsite] en een profiel op Grindr aangemaakt waarbij de (contact)gegevens van die [benadeelde] worden vermeld ten gevolge waarvan die [benadeelde] door meerdere voor hem onbekende personen is benaderd.”
2.2.2
Het onder 2 bewezenverklaarde steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:
“1.
Een proces-verbaal van aangifte van de politie Eenheid Rotterdam, d.d. 28 september 2017 met nr. PL1700-2017304925-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (bundel VI, blz. 11-14):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 28 september 2017 deed [benadeelde] aangifte en verklaarde het volgende: "Op 29 augustus 2016 is er door mijn vader [betrokkene 4] namens mij aangifte gedaan ter zake stalking. Deze aangifte is gedaan tegen [verdachte]. Met deze vrouw had ik voordien een relatie en werd door mij op 14 augustus 2016 beëindigd. Hierna werd ons gezin op grove wijze gestalkt door [verdachte].
Dit heeft er toe geleid dat [verdachte] aangehouden werd en kreeg zij een contactverbod opgelegd. Daaraan werd door [verdachte] geen gevolg gegeven.
Mijn moeder en ik werden op 12 oktober 2016 aangehouden omdat er door [verdachte] aangifte was gedaan. In maart van dit jaar werd ik weer door [verdachte] gestalkt op verschillende manieren en duurde dit voort tot omstreeks begin juni 2017. Ik werd onder andere geconfronteerd met WhatsApps zogenaamd tussen [verdachte] en mij. Vervolgens werd [verdachte] weer door de politie later in juni 2017 aangehouden voor overtreding van het contactverbod.
Nog steeds is ieder lid van ons gezin, best wel elke keer van streek als er weer wat binnen kwam of komt van [verdachte]. Dan wel dat ik door anderen op de hoogte werd of wordt gesteld dat [verdachte] weer iets geplaatst had of heeft op social media, hetgeen dan met mij te maken had of heeft. Dat is nog steeds zo en dit schaadt in ons privé leven waarbij ons veiligheidsgevoel enorm op de proef wordt gesteld. Het houdt maar niet op. Ik woon nog thuis. Telkens wordt door haar het contactverbod geschonden.
Op 30 augustus 2017 werd ik geconfronteerd met een WhatsApp-bericht te weten een screenshot van een profiel met mijn foto alsmede mijn telefoonnummer [telefoonnummer 1]. Dit verbaasde me. Ik wist toen nog niet dat het Grindr was. Het telefoonnummer wat gebruikt werd is [telefoonnummer 2]. Er werd gevraagd: "Hoi Grindr??" Ik heb toen ook nog een oproep gemist om 16:20 uur. Om 16:26 uur werd er nog een vraag gesteld "En". Ik heb daar verder niet op gereageerd.
Vervolgens kreeg ik heel veel telefoontjes. Ik had toen 66 gemiste oproepen en 42 WhatsApp-berichten. Dit is in de periode van 30 augustus 2017 tot en met 23 september 2017. Ondanks dat het voor 23 september 2017 door mij gerapporteerd was, werd het vanaf die datum tot en met 27 september 2017 alleen maar erger. Dit kwam omdat er in de advertentie gevraagd werd "app mij". Door het plaatsen van deze advertentie op deze homo site voel ik mij in grote mate beledigd. Het is een grove aantasting op mijn privacy. De hinder die ik door het constant ontvangen van WhatsApp-berichten is een inbreuk op mijn persoonlijke levenssfeer.
(...)
Op 13 september 2017 is er een foto van mijn gezicht op Instagram geplaatst. Deze foto is geplaatst op haar Instagram profiel "[naam 1]". Op het Instagram account heeft ze een liefdesverhaal aan mij geschreven. Ondanks dat mijn naam daar niet in staat maar wel mijn foto, kun je concluderen dat dit bericht voor mij bestemd is. Haar account is openbaar zodat een ieder dit kan lezen en waardoor dit een vorm is van overtreding van het contactverbod.
Op 27 september 2017 werd ik geconfronteerd met WhatsApp-berichten afkomstig van de advertentie "[naam 2]" afkomstig van [internetsite]. Daar werden seksuele diensten aangeboden onder vermelding van mijn telefoonnummer [telefoonnummer 1]. Dit heeft er toe geleid dat ik over de 100 WhatsApp-berichten ontvang. Mijn privégegevens zijn misbruikt.”
(...)
4.
Een proces-verbaal van verhoor aangever van de politie Eenheid Rotterdam, d.d. 13 september 2016, met nr. PL1700-2016281753-4. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (bundel I, blz. 13-16):
als de op voormelde datum afgelegde verklaring van [benadeelde]:
Aan aangever, wonende te [a-straat 1] te [plaats], worden vragen gesteld. (...)
Het volgende voorval was op 9 september 2016. Ondertussen waren haar telefoontjes naar ons mede met apps richting ons doorgegaan. Het waren hele apps richting mij.
Op 9 september 2016 is [verdachte] op mijn school geweest, het Da Vinci college te Dordrecht. Ze heeft daar gesproken met mijn mentor. Ik hoorde van mijn mentor dat zij tegen hem gezegd heeft dat ik haar zou mishandelen en ook dat ik een crimineel zou zijn, alsmede drugs zou gebruiken. Mijn mentor is genaamd [betrokkene 2]. Dezelfde dag is ze naar mijn stageadres geweest en wilde daar een gesprek hebben met mijn stagebegeleider. Zij had zich voorgedaan als iemand van mijn school. Zij antwoordde dat zij daar was omdat mijn stagebegeleider moest weten dat ik haar mishandelde en dat ik drugs gebruikte. Mijn stagebegeleider heet [betrokkene 3].
Op 11 september 2016 werd ik door [verdachte] geappt met de mededeling dat zij een fake account van mij had gemaakt op Instagram. Ik keek op Instagram en zag dat er onder mijn naam een account aangebracht was met de naam "[naam 3]". Op dit account waren diverse profielfoto's van mij geplaatst met daarbij allerlei teksten. Zoals dat ik een leugenaar ben en ook een verkrachter. Op haar eigen account zag ik dat zij twee foto's had staan. Eén daarvan was van mijn mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 3] met de tekst "deze kk hoertje ze wilt neuken met boys maar ook meids". Ook nog een ander bericht. Haar accountnaam is [naam 4]. Ook heeft zij op Instagram gezet dat er op het adres [a-straat 1] te [plaats] een sekshuis zit.
(...)
10.
Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Rotterdam, d.d. 6 december 2017, met nr. PL1700-2017304925-5. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (bundel VI, blz. 1-10):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
(...)
Na 28 september 2017 ontving ik op de WhatsApp van mijn dienstmobiel de navolgende berichten van [benadeelde]:
Op 13 september 2017 een Instagram bericht van "[naam 1]" met tekst waarin foto's van [benadeelde] geplaatst zijn en de tekstinhoud samenvattend dat ze altijd van hem zal houden, ook al vindt ze hem een klootzak.
Op 18 oktober 2017, een screenshot van de Facebookpagina van [verdachte] met daarop de volgende tekst:
- ik ga de hel op aarde voor bepaalde mensen... mijn ex is de lul deze week.
- ik ga [benadeelde] zijn leven stuk maken bitch pussy als mij ga je niks fixen je doet als n hond ga je nu als kk hond behandelen.
Op 19 oktober 2017, screenshot van [internetsite]
Hier is een advertentie geplaatst onder de naam [naam 5] met de tekst: Schatje ik ben [naam 5] ben 20 en wil jou pijpen app mij +[telefoonnummer 1]. Genoemd telefoonnummer betreft het telefoonnummer van [benadeelde].
Op 25 oktober 2017, screenshot van de Facebookpagina van [verdachte] met daarop de volgende tekst:
- Me ex chilt hem zoveel op app hij heeft alleen digitale friends op app & fifa18 since ik ben weggevallen zit je heel de dag op de iphone 7 plus zeker aftrekken op shemale porno allday ohja en problemen met je vriendjes in aruba? He he [benadeelde].
Op 25 oktober 2017, een screenshot van de Facebookpagina van [verdachte] met daarop de volgende tekst:
- Ik ben je zat ... vroeger vond ik het zieig en had ik enig gevoel naar jou maar jij mag ook een x branden hoe ikd at ook door jou heb gedaan vroeger wou ik een oplossing zoeken nu wil ik dat je oplost als oplos koffie verdwijn van de aardbodem je bent een pussy mietje een persoon zonder daddn die alleen jonko rookt me ze zielige vriendjes en die leeft voor vrienden die je in de toekomst 100 anaal gaan nemen karma is eem vieze bitch... ik hoef niks meer te doen zij pakt de rest wel aan met negeren en shit achter me rug te doen kom je ver... je zult zien hoeveel spijt je gaat krijgen na me laatste plannetje...
Op 25 oktober 2017, screenshot van de Instagrampagina van [naam 1] met daarop de volgende tekst:
- [benadeelde] be like op WhatsApp. Hierbij staat een afbeelding van een mannelijk geslachtsdeel die aan het ejaculeren is.
Op 30 oktober 2017, screenshot van de Facebookpagina van [verdachte] met daarop de volgende tekst:
- Ik ga morgen [benadeelde] zijn verjaardag verpesten whoep whoep word gezellig baby.
Ik heb op […] 2017 de Facebookpagina van [verdachte] opgezocht. Ik zag de onderstaande berichten staan:
- HBD... met je 21ste verjaardag Dit is wat je verdient ik wens je een super leuke dag lieverd. Hierbij staat de afbeelding van een cadeauverpakking met daarin een drol.
- Zolang ik jou niet kapot zie zal ik geen rust in mezelf vinden.
Happy Birthday, [geboortedatum]-96. Hierbij staat een afbeelding met daarop de tekst HAPPY BIRTHDAY GAY BITCH.
Op 2 november 2017 ontving ik, verbalisant, [benadeelde] via de WhatsApp een zogenaamd spraakbericht met een duur van 41.27 minuten. Hij had dit spraakbericht op 1 november 2017 ontvangen op zijn mobiele telefoon. Bij beluistering van dit spraakbericht herkende ik voor honderd procent de stem van [verdachte].
Op 6 november 2017 ontving ik van [benadeelde] een 10-tal spraak/memo berichten, welke na besluitering eveneens afkomstig waren van [verdachte]. Door mij wordt ten aanzien van deze ingesproken onsamenhangende berichten samengevat verklaard dat hierin een aantal keren door verdachte wordt gezegd dat zij het leven van [benadeelde] gaat ruineren en hem blijft irriteren net zo lang tot hij er bij neer valt. Letterlijk zegt zij “Het enige wat ik doe is jouw leven fucking ruineren”.
Op 6 november 2017 ontving ik van [benadeelde] wederom een 12-tal ingesproken berichten op zijn mobiele telefoon, welke berichten na beluistering wederom afkomstig te zijn van [verdachte]. Deze berichten hadden een totale lengte van 19.94 minuten. In het kort samengevat hadden deze berichten dezelfde onsamenhangende inhoud, onder andere [benadeelde] weer uit maken voor kanker homo, maar ook een berichtje met geluiden waarop gesimuleerd werd geslachtsgemeenschap te hebben met een jongen met de naam [betrokkene 5]. Ook dat hij geen contact mocht hebben met andere vrouwen. Het woord "kanker" wordt met regelmaat gebruikt.
Op 15 november 2017 ontving ik wederom op de WhatsApp van [benadeelde] een drietal spraakberichten afkomstig van [verdachte]. Deze spraakberichten afkomstig van het telefoonnummer +[telefoonnummer 4] had hij ontvangen op zijn telefoon nummer [telefoonnummer 1] op 14 november 2017. De monologe gesprekken betroffen wederom onsamenhangende uitingen richting [benadeelde], zoals onder andere de navolgende opmerkingen:
- jij gaat in een kanker gekkenhuis belanden;
- ik wil dat je kanker dood gaat;
- ik ga jouw kankerbek breken-vingers breken;
- vuile tyfushomo dat je bent.
Op 26 november 2017, ontving ik via WhatsApp van [benadeelde] een 8-tal spraakberichten, welke na beluistering afkomstig waren van verdachte en via een groepsapp verzonden waren op de telefoon van [benadeelde]. Deze berichten waren afkomstig van het telefoonnummer +[telefoonnummer 5], zijnde een telefoonnummer op naam gesteld van de verdachte [verdachte]. De gesprekken betreffen wederom een monoloog soortgelijk aan de vorige gesprekken en betreft onder andere de volgende bewoordingen:
- jij gaat kanker nu boeten;
- ik ga je kanker belachelijk maken;
- snap je nou niet dat ik je leven kanker ga ruineren.. ik beloof het je..
- ik ga je lekker posten facebook en zo..
- met één druk op de knop vernietig ik jou hele kanker leven;
- ik ga je nu een paar minuten met rust zetten en daarna weer op een gay-site zetten;
- dat ik je piemeltje er af hakt zodat je nooit meer een ander kanker wijf kan neuken;
- jij gaat ieder geval boeten.. boeten.. boeten.
Op 4 december 2017 ontving ik, via de WhatsApp wederom van [benadeelde] een 2-tal spraakberichten, welke na beluistering afkomstig waren van verdachte en naar [benadeelde] op 3 december 2017 verzonden waren middels het telefoonnummer van verdachte, zijnde +[telefoonnummer 5]. De gesprekken van 4 en 5 december 2017 betreffen wederom monologen soortgelijk aan de vorige gesprekken met onder andere de volgende bewoordingen:
- zo lang ik leef gaat geen kanker bitch hem aanraken (geslachtsdeel);
- het is mijn dick en niemand raakt mijn kanker dick aan;
- het is mijn kanker eigendom;
- laat me er kanker achter komen dat je met kanker wijven bezig ben;
- ik klap jou en die kanker bitsch;
- die kanker bitch gaat stoeptegels vangen en zo.
11.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 7 november 2017 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2017304925-10. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven (bundel VI, blz. 52-55):
Als relaas van de betreffende ambtenaar:
Op 1 november 2017 ontving ik, verbalisant, van [benadeelde], een spraak/memo bericht met de duur van 41.27 minuten en waarvan door [benadeelde] werd bericht dat hij dit zojuist ontvangen had van [verdachte]. Bij beluistering bleek dit spraakbericht inderdaad afkomstig te zijn van de vrouw die ik, verbalisant, duidelijk aan haar stem herken als zijnde: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats]. Dit spraakbericht werd uitgewerkt en heeft de volgende gesproken tekst:
“Ik ga jou kankerleven kapot maken totdat jij in een fucking gesticht belandt. Echt ik ga jou kanker kapot maken wist je dat? Ik kan jou kapot maken en jouw fucking zielige familie ook. Ik verklaar vanaf dit moment de oorlog en ik laat jou niet meer met rust en ik ga jou kapot maken. Ik beloof het je.””
2.2.3
Het arrest van het hof houdt onder het opschrift “Strafmotivering” onder meer het volgende in:
“De verdachte heeft zich gedurende een periode van meer dan een jaar schuldig gemaakt aan belaging van haar ex- vriend en - nadat haar in dat kader, ter voorkoming van verdere strafbare feiten, een gedragsaanwijzing was gegeven - aan het opzettelijk handelen in strijd met die gedragsaanwijzing. De verdachte heeft haar ex-vriend lastiggevallen door zeer frequent en op diverse manieren contact met hem te zoeken, zoals door vele telefooncontacten en WhatsApp-berichten te sturen, maar ook door andere gedragingen jegens hem, terwijl het voor de verdachte volstrekt duidelijk was dat haar ex-vriend dit contact niet wenste. De verdachte heeft zodoende herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van haar ex-vriend.”
2.2.4
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding bevindt zich een formulier ‘Verzoek tot schadevergoeding’ van de benadeelde partij [benadeelde] van 16 februari 2018 met bijlagen. Dit formulier houdt onder meer in:
“3.1 Hoe is uw schade ontstaan? Benadeelde is na de verbroken relatie met verdachte enige tijd lastig gevallen heeft hierdoor immateriële schade.
(...)
4B Immateriële schade (smartengeld)
(...)
Omschrijving immateriële schade
Zie de psychische gevolgen, beschreven in Bijlage 1
(...)
Totaal immateriële schade € 2250,00”
2.2.5
De bij het verzoek tot schadevergoeding gevoegde bijlage 1 houdt onder meer het volgende in:
“Immateriële schade
(...)
Psychische gevolgen
De gebeurtenissen hebben lang geduurd voor benadeelde. Benadeelde is beschadigd. Benadeelde heeft moeite om zich onder mensen te begeven. Benadeelde is bang om gepest te worden naar aanleiding van de nepberichten die verdachte heeft verspreid.
Benadeelde heeft veel steun gehad van zijn ouders en familie. Benadeelde geeft wel aan dat ook bij hen de emoties zijn opgelopen, vanwege het langdurige karakter. Benadeelde heeft sociale contacten moeten opgeven. Benadeelde zal voorzichtig zijn met het aangaan van een nieuwe relatie, omdat benadeelde het vertrouwen is verloren in de mens.
Benadeelde heeft in deze periode twee dagen van zijn stage gemist.
Benadeelde hoopt in de toekomst dat hij de gebeurtenis een plaats kan geven. Benadeelde wil met rust gelaten worden en wil graag verder met zijn leven.
(...)
Dit leidt tot de conclusie dat de immateriële schade van benadeelde gezien de omstandigheden, de ernst en de gevolgen in redelijkheid is te stellen op ten minste € 2250,00 en thans opeisbaar is.”
2.2.6
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Voorts stel ik mij namens mijn cliënte op het standpunt dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade onvoldoende is onderbouwd. Er wordt ook nog gerept over de dagen dat [benadeelde] heeft vastgezeten. Uit het aangehaalde consult kan ik niet opmaken dat hij daar daadwerkelijk is geweest. Daarom is de vordering niet aannemelijk gemaakt. Ik verzoek uw hof de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Ik volg de standpunten die in eerste aanleg door de raadsman zijn aangedragen met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij.”
2.2.7
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding bevindt zich verder een op de terechtzitting in eerste aanleg voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaring van [benadeelde] van 16 februari 2018. Deze slachtofferverklaring houdt onder meer in:
“Op 13 augustus 2016 heb ik mijn relatie verbroken met de verdachte. Na het verbreken van de relatie is verdachte gestart met het plegen van verschillende verschrikkelijke incidenten.
De opeenvolgende nare gebeurtenissen hebben te lang geduurd. Het heeft mij dermate beschadigd dat het veel tijd heeft gekost mezelf weer onder de mensen te begeven. Ik was te bang dat ik gepest zou worden, vanwege de verspreiding van deze fake berichten waarmee ik dan te boek zou staan als “homo”, terwijl ik hetero seksueel ben.
Verdachte heeft destijds whatsapp berichten verzonnen. Het meest verschrikkelijke was een gefabriceerd nep bericht (welke zij heeft getoond bij de politie met een valse aangifte) dat ik een wapen in bezit zou hebben en volgens haar daarmee zou hebben bedreigd. Dit heeft geresulteerd dat de politie huiszoeking heeft gedaan, waarna vervolgens mijn moeder en ik in hechtenis zijn genomen. Vanwege deze verdenking door dit bericht heb ik twee nachten in een cel moeten doorbrengen. Hierdoor kon ik niet naar mijn stage/werkplek en heb ik t.o.v. mijn stageplaats imagoschade opgelopen. Mijn moeder is toen ook een dag vastgehouden op het politiebureau en heeft ook richting haar werkgever, de gemeente [plaats] waar zij al meer dan 30 jaar in dienst is, imagoschade opgelopen. Verder hebben wij als familie schade opgelopen in onze woonomgeving, omdat de buren hebben gezien dat zowel ik als mijn moeder in hechtenis zijn genomen na de huiszoeking. Later is bij de politie bewezen dat dit bericht door haar met knip en plakwerk is gefabriceerd en gefingeerd.
Op dit moment gaat het een stuk beter sinds ik geen berichten meer heb ontvangen, omdat ze in hechtenis zit. Er zullen altijd mensen zijn die mij hiermee confronteren, hetgeen erg vervelend is. Gelukkig kan ik altijd terecht bij mijn ouders en familieleden voor emotionele steun, maar ook bij hen zijn de emoties hoog opgelopen door haar langdurige “stalking” en laster campagne. Door deze gebeurtenissen heb ik sommige sociale contacten moeten beëindigen, hetgeen erg jammer is. Deze gebeurtenissen hebben tot het gevolg dat ik nu te voorzichtig ben met het aangaan van een nieuwe relatie, omdat ik het vertrouwen ben verloren. Na deze verbroken relatie heb ik immers geen nieuwe relatie meer gehad.
Ik hoop dat ik in de toekomst deze nare gebeurtenissen een plek kan geven en dat er voor haar een passende straf en behandeling komt, teneinde het resultaat dat ik, mijn familieleden en vrienden eindelijk met rust gelaten worden en verder kunnen gaan met ons leven.”
2.2.8
Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen tot het bedrag van € 1500 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Het hof heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij onder meer het volgende overwogen:
“In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.250,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 2.250,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. Uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer d.d. 16 februari 2018 leidt het hof af dat het slachtoffer psychisch heeft geleden naar aanleiding van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van tenminste € 1.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.”
2.3
Bij de beoordeling van het cassatiemiddel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang.
- Artikel 6:95 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW):
“De schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, bestaat in vermogensschade en ander nadeel, dit laatste voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft.”
- Artikel 6:106 BW:
“Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast;
c. (...)”
2.4.1
In zijn arrest van 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793 heeft de Hoge Raad, onder verwijzing naar HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376, het volgende overwogen:
“Van de [in art. 6:106, aanhef en onder b, BW] bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.”
2.4.2
In de hiervoor onder 2.2.8 weergegeven overwegingen van het hof ligt als zijn oordeel besloten dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de hier bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ sprake is. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk, gelet op de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden, die onder meer inhouden dat sprake is van langdurige en intensieve belaging die heeft geleid tot een ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer en de persoonlijke vrijheid van de benadeelde partij waardoor deze imagoschade heeft ervaren, sociale contacten heeft moeten beëindigen en zijn vertrouwen in anderen is verloren.
2.4.3
Het cassatiemiddel faalt.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

3.1
Het hof heeft de verdachte de verplichting opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer het in het arrest vermelde bedrag te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het in het arrest genoemde aantal dagen hechtenis.
3.2
De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof ambtshalve vernietigen voor zover daarbij vervangende hechtenis is toegepast, overeenkomstig hetgeen is beslist in HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer vervangende hechtenis is toegepast;
- bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 december 2020.