Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
15 december 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was in eerste aanleg bij verstek veroordeeld door de politierechter op 14 maart 2014. De verdachte heeft op 26 mei 2015 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat het hoger beroep te laat was ingesteld. Het hof oordeelde dat de verdachte op 13 april 2015 op de hoogte was gesteld van de essentialia van het vonnis, waardoor de termijn voor het instellen van hoger beroep was aangevangen. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat het oordeel van het hof niet begrijpelijk is. De Hoge Raad concludeert dat de omstandigheden die het hof heeft aangenomen niet voldoende zijn om te stellen dat de verdachte op de hoogte was van de relevante informatie voor het instellen van hoger beroep. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan.