Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
15 december 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1966, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij hij was veroordeeld voor oplichting. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover het betreft de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, met uitzondering van de toepassing van vervangende hechtenis.
De Hoge Raad heeft ambtshalve de uitspraak van het hof vernietigd voor zover daarbij vervangende hechtenis is toegepast. Dit is in lijn met eerdere beslissingen van de Hoge Raad, waaronder ECLI:NL:HR:2020:914. De Hoge Raad heeft bepaald dat in plaats van vervangende hechtenis, gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, conform artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, wat betekent dat de andere onderdelen van de uitspraak van het hof in stand blijven. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij de toepassing van vervangende hechtenis in het kader van schadevergoedingsmaatregelen.