ECLI:NL:HR:2020:229
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Partiële vernietiging van de strafoplegging in een diefstalzaak met buitenlandse verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal, meermalen gepleegd, en diefstal met geweld, en kreeg een gevangenisstraf van vijf maanden opgelegd. De motivering van de strafoplegging door het hof was gebaseerd op de omstandigheid dat de verdachte kennelijk niet meer in Nederland verblijft. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het hof voor herbeoordeling van de strafmaat.
De Hoge Raad oordeelde dat de enkele verwijzing naar het verblijf van de verdachte buiten Nederland niet voldoende was om de strafoplegging adequaat te motiveren. Dit leidde tot de conclusie dat het hof de strafoplegging niet toereikend had gemotiveerd. De Hoge Raad heeft daarom de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het hof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe beoordeling van de strafmaat. Het beroep is voor het overige verworpen.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van strafopleggingen, vooral in gevallen waarin de verdachte niet meer in Nederland verblijft. De Hoge Raad stelt dat in dergelijke situaties de motivering niet mag berusten op een enkele constatering, maar dat er een gedegen onderbouwing moet zijn voor de opgelegde straf.