ECLI:NL:HR:2020:229

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
7 februari 2020
Zaaknummer
18/04435
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële vernietiging van de strafoplegging in een diefstalzaak met buitenlandse verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal, meermalen gepleegd, en diefstal met geweld, en kreeg een gevangenisstraf van vijf maanden opgelegd. De motivering van de strafoplegging door het hof was gebaseerd op de omstandigheid dat de verdachte kennelijk niet meer in Nederland verblijft. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het hof voor herbeoordeling van de strafmaat.

De Hoge Raad oordeelde dat de enkele verwijzing naar het verblijf van de verdachte buiten Nederland niet voldoende was om de strafoplegging adequaat te motiveren. Dit leidde tot de conclusie dat het hof de strafoplegging niet toereikend had gemotiveerd. De Hoge Raad heeft daarom de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het hof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe beoordeling van de strafmaat. Het beroep is voor het overige verworpen.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van strafopleggingen, vooral in gevallen waarin de verdachte niet meer in Nederland verblijft. De Hoge Raad stelt dat in dergelijke situaties de motivering niet mag berusten op een enkele constatering, maar dat er een gedegen onderbouwing moet zijn voor de opgelegde straf.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/04435
Datum11 februari 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 7 maart 2018, nummer 21/002194-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het hof teneinde op het punt van de straftoemeting opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de motivering van de strafoplegging.
2.2
De verdachte is wegens diefstal, meermalen gepleegd, en diefstal met geweld veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden. De strafoplegging is in het door het hof bevestigde vonnis van de politierechter als volgt gemotiveerd:
“Ten aanzien van de op te leggen straf overweegt de politierechter dat verdachte kennelijk niet meer in Nederland verblijft. In dit soort zaken waarbij het gaat om buitenlandse verdachten waaraan geen andere strafmodaliteit kan worden opgelegd, is oplegging van een gevangenis een passende reactie.”
2.3
Door de enkele verwijzing naar de omstandigheid dat “verdachte kennelijk niet meer in Nederland verblijft”, heeft het hof de strafoplegging niet toereikend gemotiveerd.
2.4
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het hof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2020.