ECLI:NL:HR:2020:366

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
27 februari 2020
Zaaknummer
17/04881
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verbeurdverklaring van inbeslaggenomen geldbedragen en overschrijding redelijke termijn in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 maart 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1966, was betrokken bij meerdere strafzaken, waaronder witwassen. De Hoge Raad beoordeelde de verbeurdverklaring van inbeslaggenomen geldbedragen van in totaal € 15.956,96, die volgens de verdediging niet ten laste waren gelegd. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de verbeurdverklaring van deze geldbedragen gerechtvaardigd was, wat leidde tot een partiële vernietiging van de uitspraak van het hof en terugwijzing van de zaak. Daarnaast werd vastgesteld dat de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het EVRM was overschreden, wat resulteerde in een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zes maanden naar vijf maanden en een week. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling van de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen geldbedragen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/04881
Datum3 maart 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 oktober 2017, nummer 23/006370-08, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben B.Th. Nooitgedagt en D. Bektesevic, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam om in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de verbeurdverklaring van inbeslaggenomen geldbedragen van in totaal € 15.956,96, welke bedragen in het dictum van de uitspraak van het hof zijn aangeduid als “Geld Nederlands 31 x 500; 7 x 50; 3 x 20; 3 x 10; 1 x 5” en “Geld Nederlands Muntgeld totaal 11,96 euro”.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“in de zaak met parketnummer 15-500606-05:
hij op 5 april 2006 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van ongeveer 110.000 euro,
- horloges van onder meer de merken Audemars Piguet, Cartier en Rolex met een gezamenlijke waarde van ongeveer 72.000 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader wisten dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
in de zaak met parketnummer 15-840035-07:
hij op 27 november 2007 te Amsterdam voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van 9.700 euro bestaande uit 200 biljetten van 20 euro en 114 biljetten van 50 euro en
- 1.197 US Dollar en
- een geldbedrag van 300 euro bestaande uit 15 biljetten van 20 euro en
- een geldbedrag van 16.960 euro bestaande uit 33 biljetten van 100 euro en 252 biljetten van 50 euro en 53 biljetten van 20 euro en
- een geldbedrag van 500 euro bestaande uit 10 biljetten van 50 euro en
- een horloge merk Audemars Piguet, Rubens Barrichello Platina 091/150, met een waarde van ongeveer 77.000 euro en
- een horloge merk Audemars Piguet, Alinghi Carbon 76/1300, met een waarde van ongeveer 22.000 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.”
2.2.2
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 30 augustus 2017 heeft de raadsvrouw van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig haar overgelegde pleitnotitie. Deze pleitnotitie houdt onder meer in:
“5. Beslag
1. In 2005 zijn in beslag genomen en niet teruggegeven: € 15.956,76 (de Hoge Raad begrijpt: € 15.956,96) en een spectrummeter. Dit feit, het vermeend wederrechtelijk bezit van het geld, is niet tenlastegelegd door het OM. Het parketnummer in die zaak is niet afgesloten, maar vervolgens gebruikt door het OM voor het tenlasteleggen van de huidige feiten op dagvaarding 1 (zie ook parketnummer bevel inbewaringstelling van 8 april 2005 en brief van OM over sepot). Deze feiten staan geheel los van het beslag van 5 april 2005. Voor het witwassen van de spectrummeter of multi micro sensor, zoals op de tll 840035-07 staat is [verdachte] onherroepelijk vrijgesproken. Daarvan is de teruggave gelast bij vonnis van de rechtbank Haarlem van 28 november 2008, maar tot op heden is die beslissing niet uitgevoerd. Het bedrag van € 15.956,76 (de Hoge Raad begrijpt: € 15.956,96) dient te worden geretourneerd aan [verdachte] .
2. In 2006 zijn in beslag genomen (onder [betrokkene] , [a-straat 1] ): € 110.950,00 en 21 horloges.
3. In 2007 zijn in beslag genomen: ( [c-straat 1] ) 1 horloge Tag Heuer, 1 Horloge Audemars Piquet, Rubens Barrichello Platina 091/150, 1 horloge Audemars Piquet Alingi Carbon 76/1300, originele doos Audemars Piquet end of days; 150/500, ( [a-straat 1] ) 1 horloge Audemars Piquet, zwart end of days, Limited Edition, € 9.700,00, $ 1.197,00, € 300,00, € 16.960,00, € 500,00.”
2.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de verbeurdverklaring het volgende overwogen:
“Beslag
Het in beslag genomen contante geld zal worden verbeurdverklaard, omdat dit aan de verdachte toebehoort en het bewezenverklaarde met betrekking tot dit geld is begaan. Datzelfde geldt voor de in beslag genomen horloges van het merk Audemars Piguet.
(...)
BESLISSING
Het hof:
(...)
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK Horloge Audemars Piguet;
- Geld Euro 10 x 50; 33 x 100; 252 x 50; 53 x 20;
- Geld Buitenlands 59 biljetten US dollar, totale waarde = 1197 dollar;
- Geld Euro 15 x 20;
- 1 STK Horloge Audemars Piguet;
- Geld Nederlands 31 x 500; 7 x 50; 3 x 20; 3 x 10; 1 x 5;
- Geld Nederlands Muntgeld totaal 11,96 euro.”
2.3
In aanmerking genomen hetgeen ten laste van de verdachte is bewezenverklaard en mede gelet op hetgeen de raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd met betrekking tot de inbeslaggenomen geldbedragen van in totaal € 15.956,96, is het oordeel van het hof dat het bewezenverklaarde met betrekking tot deze geldbedragen is begaan, zonder nadere, doch ontbrekende motivering niet begrijpelijk.
2.4
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zes maanden.

4.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de verbeurdverklaring van “Geld Nederlands 31 x 500; 7 x 50; 3 x 20; 3 x 10; 1 x 5” en “Geld Nederlands Muntgeld totaal 11,96 euro”, alsmede wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze vijf maanden en een week beloopt;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak wat betreft de beslissing ten aanzien van deze inbeslaggenomen geldbedragen opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 maart 2020.