Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
10 maart 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 maart 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met nummer 19/01435. Het beroep in cassatie was ingesteld door de klager, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door advocaat M.A.C. de Bruijn. De zaak betreft een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2019, waarin werd geoordeeld over een klaagschrift op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) met betrekking tot beslag op bitcoins en andere cryptocurrencies. De rechtbank had geoordeeld dat niet-beslagen slachtoffers van een beleggingscarrousel geen belanghebbenden zijn in de zin van artikel 552a Sv. De advocaat-generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep in cassatie.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom tot dit oordeel is gekomen, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van de rechtbank in stand blijft.