ECLI:NL:HR:2020:392

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
19/04543
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanmerkelijk onvoorzichtig en nalatig varen met een binnenvaartschip, resulterend in dodelijke afloop

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 8 april 2019 is gewezen. De verdachte, geboren in 1981, is aangeklaagd voor aanmerkelijk onvoorzichtig en nalatig varen met een binnenvaartschip op de Nieuwe Maas op 16 oktober 2013. Dit onvoorzichtige handelen leidde tot het zinken van een motorjacht, waarbij twee personen zijn verdronken. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van verschillende artikelen uit het Wetboek van Strafrecht en het Binnenvaartpolitiereglement. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er sprake is van eendaadse samenloop van feiten, waarbij de verdachte zowel verantwoordelijk is voor het zinken van het vaartuig als voor het levensgevaar dat hierdoor voor anderen is ontstaan. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen slagen. De procureur-generaal heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak is gedaan op 10 maart 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/04543
Datum10 maart 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 8 april 2019, nummer 22/005059-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.M.A. Loevendie, advocaat te Breda, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 maart 2020.