ECLI:NL:HR:2020:422
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdig betalen van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 maart 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 18 juli 2019, waarin een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over de periode van 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2014 was opgelegd, samen met een boetebeschikking en een beschikking inzake belastingrente.
De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 26 september 2019 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling daarvan. Ondanks dat de brief was afgehaald, is het griffierecht niet voldaan. De belanghebbende kreeg op 25 oktober 2019 een tweede kans om binnen vier weken te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht, maar heeft deze gelegenheid niet tijdig benut. De brief die op 26 november 2019 bij de Hoge Raad is ingekomen, werd als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris van Financiën te veroordelen in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 13 maart 2020.