ECLI:NL:HR:2020:585
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest betreffende onroerende zaken en belastingheffing
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 april 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest van 14 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1618. Het verzoek tot herziening was ingediend door [X] te [Z], die betrokken was bij beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken met betrekking tot onroerende zaken gelegen aan [a-straat 1], [a-straat 2] en [a-straat 3] te [Z]. Tevens betroffen de beschikkingen de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en de rioolheffing voor het jaar 2012 met betrekking tot de onroerende zaken [a-straat 1] en [a-straat 3].
De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening beoordeeld en de procureur-generaal de gelegenheid gegeven om een advies uit te brengen. Na beoordeling is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het verzoek tot herziening duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het verzoek zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing is openbaar uitgesproken door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.