ECLI:NL:HR:2020:629

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
18/04204
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoontewitwassen door investeringen in onroerende zaken met niet aangegeven inkomsten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 april 2020 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van gewoontewitwassen door geld dat buiten aangiftes voor de inkomstenbelasting was gehouden, te investeren in onroerende zaken. De Hoge Raad diende zich te buigen over twee belangrijke vragen: of er een toelaatbare beperking op het cassatieberoep was en of uit de bewijsstukken kon worden afgeleid dat de verdachte in de bewezenverklaarde periode een onroerende zaak in Oostenrijk had verworven.

De Hoge Raad oordeelde dat de beperking van het cassatieberoep niet geldig was, omdat deze niet gericht was tegen het ontslag van alle rechtsvervolging. De redenen hiervoor waren eerder uiteengezet in een ander arrest van de Hoge Raad. Wat betreft de verwerving van de onroerende zaak in Oostenrijk, oordeelde de Hoge Raad dat het hof onjuist had geoordeeld. De overboeking van geld door de verdachte kon niet worden geïnterpreteerd als het verkrijgen van feitelijke zeggenschap over het onroerend goed. De verklaring van de verdachte, dat hij slechts de helft van de aankoopsom had voldaan en dat de andere helft door een derde zou worden betaald, werd ondersteund door de koopovereenkomst.

De Hoge Raad besloot tot partiële vernietiging van het arrest van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de zaak met betrekking tot de onroerende zaak en de strafoplegging. De overige onderdelen van het beroep werden verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/04204
Datum21 april 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 september 2018, nummer 21/002975-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte.
Volgens de daarvan opgemaakte akte is het beroep niet gericht tegen het ontslag van alle rechtsvervolging ter zake van de in de tenlastelegging en bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde onder het eerste gedachtestreepje genoemde geldbedragen en de beslissing tot teruggave van de onroerende zaak [0001] te [plaats] (Oostenrijk) aan de verdachte. Aan deze beperkingen moet echter worden voorbijgegaan. De reden daarvoor is uiteengezet in het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA1610.
Namens de verdachte hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, opdat de zaak in zoverre op het bestaande beroep wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel komt onder meer op tegen de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde voor zover inhoudende dat de verdachte in de bewezenverklaarde periode de in de bewezenverklaring bedoelde onroerende zaak te Oostenrijk heeft verworven.
2.2
De klacht slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de plaatsvervangend advocaat-generaal onder 15 tot en met 18.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het restant van het eerste cassatiemiddel en het tweede cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 april 2020.