ECLI:NL:HR:2020:640
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] C.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 18 juli 2019, waarin een verzet van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over de periode van 1 januari 2012 tot 31 december 2014 werd behandeld. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad belanghebbende op 26 september 2019 heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling daarvan. Deze brief is door belanghebbende afgehaald, maar het griffierecht is niet voldaan.
Vervolgens heeft de griffier op 25 oktober 2019 belanghebbende in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. Deze termijn eindigde op 22 november 2019, maar belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt. De brief die op 26 november 2019 bij de Hoge Raad is ingekomen, werd als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 10 april 2020.