Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
4.Beslissing
14 april 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 juni 2018. De verdachte, geboren in 1983, was betrokken bij een zaak van medeplegen van oplichting, waarbij onder valse voorwendselen een bedrijf 4752 laptops heeft laten afgeven. De advocaat van de verdachte, E.D. van Elst, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, waarop de advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, maar verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. Echter, het vierde cassatiemiddel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, werd gegrond bevonden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 21 maanden naar 20 maanden. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.