Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
3.Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel
4.Beslissing
14 april 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1964, was betrokken bij een zaak van oplichting en witwassen. Het hof had eerder een straf opgelegd, maar de advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken concludeerde tot vernietiging van het arrest voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, en verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld, waarbij de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. Echter, het vijfde cassatiemiddel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, werd gegrond verklaard. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 27 maanden naar 25 maanden. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.