ECLI:NL:HR:2020:664
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak over aansprakelijkstelling voor belastingheffing en boetes
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 16 april 2019, nr. 18/00033. Dit hoger beroep volgde op een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 16/4344) die betrekking had op de beschikking tot aansprakelijkstelling voor de van [A] B.V. nageheven omzetbelasting en loonbelasting over de tijdvakken 2010 tot en met 2014. Daarnaast ging het om daarmee verband houdende kosten, heffingsrente, invorderingsrente en boetes. De Hoge Raad heeft de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld, beoordeeld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft gegeven.
De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de voorgestelde middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het is niet nodig om de redenen voor dit oordeel te motiveren, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en is op 17 april 2020 in het openbaar uitgesproken.