ECLI:NL:HR:2021:1098

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
20/01943
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoontewitwassen door geldbedragen en auto om te zetten en daarvan gebruik maken, art. 420ter jo. 420bis.1.b Sr

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 30 juni 2020. De verdachte, geboren in 1956, was beschuldigd van gewoontewitwassen, waarbij hij geldbedragen en een auto (merk Suzuki) zou hebben omgezet en daarvan gebruik heeft gemaakt. De bewezenverklaring hield in dat de verdachte deze middelen heeft gebruikt ter financiering van onder andere een droger, een iPad, levensonderhoud en vakanties. De Hoge Raad oordeelde dat de onderdelen van de bewezenverklaring niet zonder meer konden worden afgeleid uit de bewijsvoering, waardoor de uitspraak van het hof ontoereikend gemotiveerd was. De Hoge Raad nam daarbij in overweging dat volgens de verklaring van een getuige, geen geld maar 'spullen' als beloning werden gegeven, wat impliceert dat de verdachte de apparatuur in natura heeft ontvangen in plaats van dat hij geldbedragen heeft gebruikt om deze aan te schaffen. Dit leidde tot een partiële vernietiging van de uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling van de zaak met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/01943
Datum13 juli 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 30 juni 2020, nummer 23-002838-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.C. Swier, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
“Hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2005 tot en met 23 juli 2014 in Nederland van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij meermalen geldbedragen en een auto (merk Suzuki) omgezet en daarvan gebruik gemaakt, immers, heeft verdachte telkens die geldbedragen gebruikt ter financiering van onder meer: een droger en een Ipad en levensonderhoud en een of meer vakantie(s), terwijl hij, verdachte wist dat bovenomschreven voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsvoering die is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 4.2. Het hof heeft in dat verband onder meer overwogen:
“De verdachte heeft verklaard [betrokkene 4] al 18 jaar te kennen en toen [betrokkene 4] met [C] begon heeft de verdachte [betrokkene 4] geïntroduceerd bij [betrokkene 1] om spullen aan te schaffen, [betrokkene 4] heeft verklaard dat hij in januari 2007 is begonnen met zijn bedrijf [C] en dat hij onder meer netwerken aanlegt en computers en laptops levert. [betrokkene 4] heeft computers en hardware geleverd aan [A] . [A] was de belangrijkste klant van [betrokkene 4] .
De marges waren riant en [betrokkene 1] is naar [betrokkene 4] toegekomen met de mededeling dat hij er ook wijzer van wilde worden. [betrokkene 4] heeft over de Excelsheet verklaard dat hij hiermee bekend is en dat de “ [betrokkene 1] ” en “ [verdachte] ” in de Excelsheet staan voor [betrokkene 1] en [verdachte] (het hof begrijpt: [betrokkene 1] en de verdachte). [betrokkene 4] was bereid te delen in de winst en wilde ze geen contant geld geven maar wel spullen leveren. [betrokkene 4] heeft verklaard dat als hij dit niet zou doen, [betrokkene 1] [het hof begrijpt: [betrokkene 1] ] naar een ander zou gaan. [betrokkene 4] heeft gedacht het volgens zijn regels te doen en dan de opdrachten te behouden. Dit wordt bevestigd door de verklaring van de verdachte.”
2.3
De bewezenverklaring houdt onder meer in dat de verdachte “een auto (merk Suzuki)” heeft omgezet en daarvan gebruik heeft gemaakt en telkens geldbedragen heeft gebruikt “ter financiering van (...) een droger en een Ipad en levensonderhoud en een of meer vakantie(s)”. Deze onderdelen van de bewezenverklaring kunnen echter niet zonder meer worden afgeleid uit de bewijsvoering. De uitspraak van het hof is ten aanzien daarvan dus ontoereikend gemotiveerd. Wat betreft de droger en de iPad neemt de Hoge Raad mede in aanmerking dat gelet op de voor het bewijs gebruikte verklaring van [betrokkene 4] dat geen geld, maar “spullen” werden gegeven als beloning, moet worden aangenomen dat deze apparatuur in natura aan de verdachte is gegeven, in plaats van dat de verdachte geldbedragen heeft gebruikt om deze voorwerpen aan te schaffen.
2.4
Het cassatiemiddel slaagt in zoverre.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

De beoordeling door de Hoge Raad van het tweede cassatiemiddel heeft als uitkomst dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het restant van het eerste cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 juli 2021.