In deze zaak heeft verzoekster, een N.V. gevestigd in [vestigingsplaats], cassatie ingesteld tegen een vonnis van het hof. De zaak betreft de aansprakelijkheid van Aruba Bank N.V. voor de opzegging van een overeenkomst en de daaruit voortvloeiende schadestaatprocedure. De Hoge Raad heeft de klachten over het vonnis van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het vonnis. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft het beroep van verzoekster verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Aruba Bank zijn begroot op € 6.971,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 16 juli 2021 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze. De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekte tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van verzoekster schriftelijk heeft gereageerd. De zaak is verder toegelicht door de advocaten van beide partijen.