ECLI:NL:HR:2021:1161

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
20/01550
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een bank voor opzegging in een schadestaatprocedure

In deze zaak heeft verzoekster, een N.V. gevestigd in [vestigingsplaats], cassatie ingesteld tegen een vonnis van het hof. De zaak betreft de aansprakelijkheid van Aruba Bank N.V. voor de opzegging van een overeenkomst en de daaruit voortvloeiende schadestaatprocedure. De Hoge Raad heeft de klachten over het vonnis van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het vonnis. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het beroep van verzoekster verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Aruba Bank zijn begroot op € 6.971,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 16 juli 2021 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze. De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekte tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van verzoekster schriftelijk heeft gereageerd. De zaak is verder toegelicht door de advocaten van beide partijen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/01550
Datum16 juli 2021
ARREST
In de zaak van
[verzoekster] N.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: [verzoekster],
advocaat: J. de Jong van Lier,
tegen
ARUBA BANK N.V.,
gevestigd in Aruba,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Aruba Bank,
advocaat: D.A. van der Kooij.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak A.R. 3142 van 2010 van het gerecht in eerste aanleg van Aruba van 28 november 2012, 9 september 2015, 17 februari 2016 en 24 mei 2017;
het vonnis in de zaak AR 3142/2010 - AUA201000008 - AUA2017H00091 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 11 februari 2020.
[verzoekster] heeft tegen het vonnis van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Aruba Bank heeft een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor Aruba Bank mede door J. van Kralingen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoekster] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het vonnis van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat vonnis. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Aruba Bank begroot op € 6.971,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.M. Wattendorff, als voorzitter, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
16 juli 2021.