ECLI:NL:HR:2021:1337

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
19/05248
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van een arrest wegens niet verzenden van dagvaarding aan raadsvrouw in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 8 november 2019. De verdachte, geboren in 1992, heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat N.F.M. van Osta. Het cassatiemiddel betrof de schending van artikel 48 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), omdat er geen afschrift van de dagvaarding in hoger beroep was verzonden aan de raadsvrouw van de verdachte. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat uit de stukken die aan hen zijn gezonden, blijkt dat de advocaat een brief had gestuurd naar de strafgriffie van het hof, maar dat er geen bewijs was dat een afschrift van de dagvaarding aan de raadsvrouw was verzonden. Dit leidde tot de conclusie dat het voorschrift van artikel 48 Sv niet was nageleefd, wat een ernstig vermoeden opriep. De Hoge Raad heeft daarom de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de procedurele voorschriften in het strafrecht, met name de communicatie met de verdediging.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/05248
Datum28 september 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 8 november 2019, nummer 22-005090-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N.F.M. van Osta, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in strijd met artikel 48 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) geen afschrift van de dagvaarding in hoger beroep aan de raadsvrouw van de verdachte is gezonden.
2.2
Bij de stukken die aan de Hoge Raad zijn gezonden, bevindt zich een brief van advocaat N.F.M. Osta, gericht aan de strafgriffie van het hof Den Haag, die volgens een verzendcontrolerapport daar is binnengekomen op 24 december 2018 en die inhoudt dat zij de verdachte in hoger beroep als raadsvrouw bijstaat.
Bij de stukken bevindt zich ook het dubbel (een kopie) van de dagvaarding in hoger beroep. Noch uit mededelingen gesteld op dat dubbel noch uit enig ander stuk dat aan de Hoge Raad is gezonden, kan blijken dat een afschrift van die dagvaarding aan Osta is gezonden.
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is daar noch de verdachte noch diens raadsvrouw verschenen.
2.3
Uit wat hiervoor is vermeld vloeit het ernstige vermoeden voort dat ten aanzien van de dagvaarding in hoger beroep het voorschrift van de tweede volzin van artikel 48 Sv niet is nageleefd. Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 september 2021.