In deze zaak heeft [eiser], wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de vertegenwoordigingsbevoegdheid van een medewerker van de Stichting Evean Zorg, gevestigd te Purmerend. De Hoge Raad heeft op 24 september 2021 uitspraak gedaan in deze cassatieprocedure, onder nummer 20/01944. De advocaat van [eiser] is J.P. van den Berg, terwijl de Stichting Evean Zorg wordt vertegenwoordigd door haar advocaat S.M. Kingma. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] over het arrest van het hof beoordeeld, maar deze klachten kunnen niet leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Evean zijn begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.