ECLI:NL:HR:2021:1343

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
20/01944
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vertegenwoordigingsbevoegdheid van een medewerker en volmachtverlening

In deze zaak heeft [eiser], wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de vertegenwoordigingsbevoegdheid van een medewerker van de Stichting Evean Zorg, gevestigd te Purmerend. De Hoge Raad heeft op 24 september 2021 uitspraak gedaan in deze cassatieprocedure, onder nummer 20/01944. De advocaat van [eiser] is J.P. van den Berg, terwijl de Stichting Evean Zorg wordt vertegenwoordigd door haar advocaat S.M. Kingma. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] over het arrest van het hof beoordeeld, maar deze klachten kunnen niet leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Evean zijn begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/01944
Datum24 september 2021
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: J.P. van den Berg,
tegen
STICHTING EVEAN ZORG,
gevestigd te Purmerend,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Evean,
advocaat: S.M. Kingma.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/15/267406 / HA ZA 17-839 van de rechtbank Noord-Holland van 31 januari 2018 en 19 september 2018;
het arrest in de zaak 200.251.665/01 van het gerechtshof Amsterdam van 31 maart 2020.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Evean heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor Evean toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Evean begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.J.P. Lock, als voorzitter, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
24 september 2021.