ECLI:NL:HR:2021:155

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
19/02879
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof in een ontnemingszaak wegens onvoldoende motivering van wederrechtelijk verkregen voordeel uit witwassen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in een eerdere strafzaak was veroordeeld voor witwassen. Het hof had vastgesteld dat de betrokkene een bedrag van € 212.790 had verkregen uit witwassen, maar de Hoge Raad oordeelde dat de motivering van het hof onvoldoende was. De Hoge Raad stelde vast dat het hof ten onrechte had aangenomen dat het bedrag van € 212.790 automatisch als wederrechtelijk verkregen voordeel kon worden aangemerkt, enkel omdat het voorwerp was van het bewezenverklaarde witwassen. De Hoge Raad benadrukte dat er een nadere motivering nodig is om te concluderen dat de betrokkene daadwerkelijk voordeel heeft genoten uit het bewezenverklaarde witwassen. De enkele vaststelling dat de betrokkene vrijelijk over het geldbedrag beschikte, was niet voldoende. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02879 P
Datum2 februari 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 juni 2019, nummer 20-001097-17, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze hebben A.B.E. van Kan en A. Cinar, beiden advocaat te Heerlen, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van of uit de baten van het in de strafzaak bewezenverklaarde witwassen ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1
Het hof heeft, door het vonnis van de rechtbank te bevestigen, het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 212.790 en heeft daartoe het volgende overwogen:
“3.3.1 Inleiding
Bij voormeld vonnis d.d. 22 maart 2017 is [betrokkene] veroordeeld wegens witwassen, gepleegd in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010.
(...)
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, [betrokkene] voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het feit waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden en/of andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door [betrokkene] zijn begaan.
3.3.2
Het bewijs
In de onderliggende strafzaak is bewezen verklaard dat [betrokkene] in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010 een geldbedrag van in totaal € 212.790,- heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij wist dat dit geldbedrag - middellijk of onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf. Daarmee staat vast dat [betrokkene] dit geldbedrag wederrechtelijk heeft verkregen. Omdat [betrokkene] vrijelijk de beschikking heeft gehad over dit geld, acht de rechtbank aannemelijk dat hij daaruit ook voordeel heeft genoten.
Uit het vonnis in de onderliggende strafzaak blijkt dat [betrokkene] in de bewezenverklaarde periode een Money Transfer van € 2.000,- heeft verricht en diverse keren contante geldbedragen op zijn rekeningen heeft gestort. Op zijn ING bedrijfsrekening is in totaal € 206.440,- gestort en op diverse privérekeningen van [betrokkene] in totaal € 20.350,-.
In het onderliggende vonnis heeft de rechtbank vastgesteld dat het geld van de Money Transfer middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat [betrokkene] dat wist. Datzelfde geldt voor de contant gestorte gelden, met uitzondering van een bedrag van € 16.000,-, dat afkomstig is van (legale) huurinkomsten.
Het door [betrokkene] wederrechtelijk verkregen voordeel kan, gelet op het vorenstaande, worden geschat op:
Money Transfer € 2.000,-
Stortingen privérekeningen € 20.350,-
Contante stortingen ING € 206.440,-
€ 228.790,-
Legale stortingen huur € 16.000,- -/-
Totaal € 212.790,-”
2.2.2
In de strafzaak die met deze ontnemingsprocedure samenhangt, is bewezenverklaard dat de betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan - kort gezegd - witwassen van een geldbedrag van (in totaal) € 212.790.
2.3
In zijn overwegingen in deze ontnemingszaak heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat dit witwassen ertoe heeft geleid dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen tot een geschat bedrag van € 212.790. Dit oordeel is kennelijk gebaseerd op de opvatting dat het in de bewezenverklaring genoemde bedrag van (in totaal) € 212.790, wederrechtelijk verkregen voordeel vormt alleen al doordat het voorwerp was van het bewezenverklaarde witwassen. Die opvatting is onjuist (vgl. HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5217). Zonder nadere motivering is daarom niet begrijpelijk dat de betrokkene uit het bewezenverklaarde witwassen daadwerkelijk tot een bedrag van € 212.790 wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De enkele overweging van het hof dat de betrokkene vrijelijk de beschikking heeft gehad over dit geldbedrag, vormt geen toereikende motivering.
2.4
Het cassatiemiddel klaagt daarover terecht.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van de overige cassatiemiddelen niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 februari 2021.