Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
2 november 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 7 mei 2020. De zaak betreft een klaagschrift van de klager, die in verband met een onderzoek naar oplichting van banken beslag had laten leggen op zijn auto. De klager had bezwaar gemaakt tegen de afhandeling van zijn klaagschrift, dat zonder openbare behandeling was afgehandeld vanwege de coronamaatregelen. De raadsvrouw van de klager had niet expliciet ingestemd met het afzien van een mondelinge behandeling, wat volgens de Hoge Raad in strijd is met de vereisten van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet voldoende duidelijkheid had verschaft over de instemming van de raadsvrouw en dat het ontbreken van een openbare raadkamerzitting een verzuim opleverde dat tot cassatie leidde. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam voor een nieuwe behandeling.