Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
7 december 2021.
Hoge Raad
Op 7 december 2021 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/01734, waarbij het beroep in cassatie is behandeld. Het beroep is ingesteld door de verdachte, die geboren is in 1976, maar er zijn geen cassatiemiddelen ingediend namens deze verdachte. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de wet voorschrijft binnen welke termijn een advocaat een schriftuur met cassatiemiddelen moet indienen. Aangezien aan deze verplichting niet is voldaan, kon de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling nemen. Dit is in overeenstemming met artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is genomen in het kader van een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 15 april 2021, nummer 20-001720-19, waar de zaak eerder aan de orde was geweest. De uitspraak is gedaan door raadsheer E.S.G.N.A.I. van de Griend, in aanwezigheid van waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.