Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
21 december 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 april 2019. De verdachte, geboren in 1971, was betrokken bij een criminele organisatie en had zich schuldig gemaakt aan flessentrekkerij door op grote schaal goederen te bestellen via zogenaamde plof-bv's zonder deze te betalen. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft echter ambtshalve de uitspraak van het hof vernietigd voor zover daarbij vervangende hechtenis was toegepast bij de schadevergoedingsmaatregelen. De Hoge Raad heeft bepaald dat gijzeling kan worden toegepast voor de duur van het wettelijk maximum van een jaar, waarbij in deze zaak onder een jaar 360 dagen moet worden verstaan. Tevens heeft de Hoge Raad de opgelegde gevangenisstraf verminderd van vier jaren en tien maanden naar vier jaren en vijf maanden, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden. De uitspraak van de Hoge Raad heeft ook gevolgen voor de schadevergoedingsmaatregelen die aan de slachtoffers zijn opgelegd, waarbij voor de vijf hoogste bedragen telkens een dag in mindering wordt gebracht op het door het hof vastgestelde aantal dagen.