Artikel 138b lid 1 Sr is ingevoerd bij Wet van 1 juni 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met nieuwe ontwikkelingen in de informatietechnologie (computercriminaliteit II), Stb. 2006, 300. De geschiedenis van deze wet houdt onder meer het volgende in:
- de memorie van toelichting:
“Spam - het ongevraagd toezenden van e-mail, waarbij de afzender vaak een onjuist adres opgeeft zodat de ontvanger geen actie tegen hem kan ondernemen - wordt op Internet in toenemende mate als een probleem ervaren. De Vereniging van Nederlandse Internet Providers (NLIP) heeft in haar commentaar op het ontwerp van dit wetsvoorstel gepleit voor een betere formulering en strafbaarstelling van spam. Ook de Beleidsadviesgroep digitaal rechercheren van de politie heeft aandacht gevraagd voor deze «digitale variant van stalking». Onder spam worden verschillende gedragingen verstaan met verschillende gevolgen. De «klassieke» vorm is het ongevraagd toezenden van een e-mail aan een groot aantal personen. Vaak gebeurt dit voor reclamedoeleinden (direct marketing). Daarnaast is er het toezenden van een grote hoeveelheid e-mail (inhoud vaak niet relevant, bijvoorbeeld tienmaal de bijbel) aan één persoon met als doel dat diens e-mailbox verstopt raakt waardoor hij geen e-mails meer kan ontvangen. Dit wordt ook wel bombing genoemd. In zo’n geval is de beschikbaarheid (availability) van een Internetdienst voor individuele gebruikers in het geding. Dergelijke bombardementen van e-mails kunnen dusdanig ernstige vormen aannemen dat zelfs de werking van de server van een Internet Service Provider tijdelijk wordt verstoord en daardoor diens dienstverlening ernstig wordt bemoeilijkt. In zo’n geval kan sprake zijn van het strafbaar feit van artikel 161sexies (onderdeel 1) of artikel 161septies (onderdeel 1) Sr: het (opzettelijk dan wel culpoos) vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken, stoornis in de werking veroorzaken enz., van een geautomatiseerd werk, waardoor wederrechtelijk verhindering of bemoeilijking van de opslag of verwerking van gegevens ten algemene nutte of stoornis in een openbaar telecommunicatienetwerk of in de uitvoering van een openbare telecommunicatiedienst ontstaat. Ik meen, mede gelet op de genoemde maatschappelijke signalen, dat het wenselijk is ook die gevallen van spam (of bombing) strafbaar te stellen, waarin weliswaar niet de werking van een compleet netwerk of complete telecommunicatiedienst wordt verstoord maar wel de toegang van een individuele gebruiker tot zo’n netwerk of dienst wordt belemmerd. In zo’n geval wordt immers een elementair rechtsgoed in gevaar gebracht, namelijk de mogelijkheid van eenieder om ongehinderd gebruik te maken van een in de moderne samenleving belangrijk communicatiemedium. Daarom stel ik voor om na artikel 138a Sr betreffende computervredebreuk een nieuw artikel 138b op te nemen, strafbaar stellende het opzettelijk en wederrechtelijk, door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatiedienst, aan een ander gegevens toezenden die zijn bestemd om diens toegang tot dat netwerk of die dienst te belemmeren.”
(Kamerstukken II 1998/99, 26671, nr. 3, p. 40.)
- de tweede nota van wijziging:
“Artikel 5 van het Verdrag heeft betrekking op de strafbaarstelling van de schending van de integriteit van computersystemen. Artikel 3 van het EU-kaderbesluit heeft hierop eveneens betrekking. Artikel 5 van het Verdrag spreekt over «the serious hindering of the functioning of a computer system», artikel 3 van het Kaderbesluit over «het ernstig hinderen of het onderbreken van de werking van een informatiesysteem». Het moet hierbij dus gaan om ernstige vormen van hinder voor de gebruiker. Gedacht kan worden aan het toezenden van gegevens aan een computer(systeem) in een zodanige vorm of omvang of met een zodanige frequentie dat dit een significant nadelig effect heeft op de mogelijkheid van de eigenaar of gebruiker om de computer (of het computersysteem) te gebruiken of te communiceren met andere systemen. Zo bestaan er programma’s die zogenaamde »denial of service» aanvallen opwekken; programma’s (bijvoorbeeld virussen) die het gebruik van computersystemen onmogelijk maken of dit substantieel vertragen; programma’s die grote hoeveelheden e-mail sturen met als doel de communicatiefuncties van een systeem te verstoren.
In het Wetsvoorstel «Computercriminaliteit II» werd een nieuw artikel 138b voorgesteld, dat zich richtte op het opzettelijk en wederrechtelijk aan een ander toezenden van gegevens die bestemd zijn om de toegang van die ander tot een openbaar telecommunicatienetwerk of tot een openbare telecommunicatiedienst te belemmeren. Een dergelijk artikel is in het licht van artikel 5 van het Verdrag te beperkt. Daarom wordt nu een herzien artikel 138b voorgesteld dat, tezamen met artikel 350a Sr, de onderhavige materie bestrijkt. De term «belemmeren» geeft een adequate invulling aan de in het Verdrag en het kaderbesluit gehanteerde termen.
Het artikel ziet daarmee (...) tevens op het «bombarderen» van servers en computers met e-mail, mits de opzet erop gericht is de toegang daartoe of het gebruik daarvan te belemmeren.”
(Kamerstukken II 2004/05, 26671, nr. 7, p. 33-34.)