ECLI:NL:HR:2021:1958

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
21/00978
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats minderjarige tijdens uithuisplaatsing

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de moeder van een minderjarige. De moeder verzocht om een herbeoordeling van de hoofdverblijfplaats van haar kind, dat tijdens een uithuisplaatsing bij de vader verbleef. De moeder was van mening dat er nader onderzoek nodig was naar de situatie van het kind. De vader heeft verzocht om het cassatieberoep van de moeder te verwerpen. De betrokken jeugdzorginstellingen, Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, zijn niet verschenen in deze procedure.

De Hoge Raad heeft de klachten van de moeder over de beschikking van het gerechtshof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vastgelegd in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De conclusie van de Advocaat-Generaal, M.L.C.C. Lückers, strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de moeder verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand bleef. Deze uitspraak heeft implicaties voor de beoordeling van hoofdverblijfplaatsen van minderjarigen in vergelijkbare situaties, vooral in het kader van uithuisplaatsingen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/00978
Datum24 december 2021
BESCHIKKING
In de zaak van
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: de moeder,
advocaat: A.H. Vermeulen,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de vader,
advocaat: D. Rijpma.
Belanghebbenden:
1. JEUGDBESCHERMING ROTTERDAM RIJNMOND,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de GI,
niet verschenen,
2. RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING ROTTERDAM-DORDRECHT,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de raad,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak C10/591415 FS RK 20-944 van de rechtbank Rotterdam van 10 april 2020;
de beschikking in de zaak 200.280.441/01 van het gerechtshof Den Haag van 9 december 2020.
De moeder heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De GI en de raad hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de moeder heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
24 december 2021.