ECLI:NL:HR:2021:200

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
8 februari 2021
Zaaknummer
20/03357
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rolbeslissing inzake rechtsgeldigheid aanzegging in cassatie en teruggave rijbewijs

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieberoep tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 oktober 2020. Het beroep is ingesteld door de klager, die verzocht om teruggave van zijn ingevorderde rijbewijs op basis van een klaagschrift ex artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994. De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de zaak van de rol zal worden gevoerd, zodat de procureur-generaal bij de Hoge Raad een nieuwe aanzegging van de binnenkomst van de stukken kan doen uitgaan.

De Hoge Raad heeft beoordeeld of de uitreiking van de aanzegging, zoals bedoeld in artikel 447 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad concludeert dat dit niet het geval is. De aanzegging was verzonden via interne post naar de gedetineerde klager, maar deze had niet in persoon de ontvangst bevestigd. De Hoge Raad oordeelt dat verzending met interne post niet gelijkgesteld kan worden aan uitreiking in persoon, en dat er derhalve geen sprake is van rechtsgeldige betekening.

De Hoge Raad heeft besloten de zaak van de rol te voeren, zodat de procureur-generaal een nieuwe aanzegging kan doen voor de behandeling van het cassatieberoep. Deze rolbeslissing is gegeven door de raadsheer E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/03357 B
Datum9 februari 2021
ROLBESLISSING
naar aanleiding van het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 oktober 2020, nummer RK 20-006842, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994, ingediend
door
[klager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager.
De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de zaak van de rol zal worden gevoerd, opdat de procureur-generaal bij de Hoge Raad een nieuwe aanzegging van de binnenkomst van de stukken als bedoeld in artikel 447 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) doet uitgaan.
2. Beoordeling van de geldigheid van de uitreiking van de aanzegging als bedoeld in artikel 447 lid 3 Sv
De uitreiking van de aanzegging als bedoeld in het hier toepasselijke artikel 447 lid 3 Sv heeft niet op rechtsgeldige wijze plaatsgevonden. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 13 tot en met 15. Dit leidt ertoe dat de onderhavige zaak van de rol moet worden gevoerd opdat de procureur-generaal bij de Hoge Raad een nieuwe aanzegging voor de behandeling van het cassatieberoep doet uitgaan.

3.Beslissing

De Hoge Raad voert de zaak van de rol.
Deze rolbeslissing is gegeven door de raadsheer E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 februari 2021.