ECLI:NL:HR:2021:244

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
18/01251
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van feitelijk leidinggeven aan onjuiste aangiften omzetbelasting en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 maart 2018. De verdachte, geboren in 1977, was aangeklaagd voor het medeplegen van feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk onjuist doen van aangiften omzetbelasting door een rechtspersoon, medeplegen van valsheid in geschrift en medeplegen van oplichting. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat M.A.C. de Bruijn uit Amsterdam. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en de procureurgeneraal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen. Na beoordeling van de ingediende klachten is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.S. Kea en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/01251
Datum2 maart 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 maart 2018, nummer 23/003015-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.A.C. de Bruijn, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De procureurgeneraal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 maart 2021.