ECLI:NL:HR:2021:28

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 januari 2021
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
20/01572
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch over geheven leges door gemeente Amersfoort

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 januari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 2 april 2020, betreffende door de gemeente Amersfoort geheven leges van belanghebbende, [X] B.V. (voorheen [A] B.V.). De Hoge Raad heeft eerder, op 30 november 2018, een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij verschillende middelen zijn voorgesteld. Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amersfoort heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is toegelicht door de advocaten M.I. Robichon-Lindenkamp voor belanghebbende en K. Vaalburg voor het College.

De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/01572
Datum8 januari 2021
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. (voorheen [A] B.V.) te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE AMERSFOORT (hierna: het College)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 2 april 2020, nr. 18/00680, betreffende van belanghebbende geheven leges.

1.Het eerste geding in cassatie

Bij arrest van de Hoge Raad van 30 november 2018, nr. 13/03931, ECLI:NL:HR:2018:2199, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden (nr. 12/00627), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Namens partijen is de zaak toegelicht, voor belanghebbende door
M.I. Robichon-Lindenkamp, advocaat te Amsterdam, voor het College door K. Vaalburg, advocaat te Amsterdam.

3.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2021.