ECLI:NL:HR:2021:466
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof over informatiebeschikking
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Dit beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 juni 2020, waarin het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld. De Rechtbank had in deze zaak een informatiebeschikking gegeven aan belanghebbende.
Belanghebbende heeft in cassatie een middel voorgesteld, waarop de Staatssecretaris een verweerschrift heeft ingediend. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de beoordeling van het middel niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in deze kosten. In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard en belanghebbende een termijn van vier weken gegeven om alsnog te voldoen aan de informatiebeschikking. Deze uitspraak is gedaan door vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, en is openbaar uitgesproken op 26 maart 2021.