ECLI:NL:HR:2021:466

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
20/02203
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof over informatiebeschikking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Dit beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 juni 2020, waarin het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld. De Rechtbank had in deze zaak een informatiebeschikking gegeven aan belanghebbende.

Belanghebbende heeft in cassatie een middel voorgesteld, waarop de Staatssecretaris een verweerschrift heeft ingediend. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de beoordeling van het middel niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in deze kosten. In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard en belanghebbende een termijn van vier weken gegeven om alsnog te voldoen aan de informatiebeschikking. Deze uitspraak is gedaan door vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, en is openbaar uitgesproken op 26 maart 2021.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/02203
Datum26 maart 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 juni 2020, nr. 17/00497, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank ZeelandWestBrabant (nr. BRE 16/3010) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven informatiebeschikking.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van het middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
- stelt belanghebbende een termijn van vier weken, te rekenen vanaf de datum waarop dit arrest is gewezen, om alsnog te voldoen aan de informatiebeschikking
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2021.