ECLI:NL:HR:2021:471
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof inzake informatiebeschikking
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Dit beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 juni 2020, nr. 17/00492, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Zeeland–West–Brabant (nr. BRE 16/3005) betreffende een informatiebeschikking die aan belanghebbende was gegeven. Belanghebbende heeft in cassatie verschillende middelen voorgesteld, maar de Hoge Raad heeft deze middelen beoordeeld en geconcludeerd dat zij niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat het beroep in cassatie ongegrond wordt verklaard en dat belanghebbende een termijn van vier weken krijgt om te voldoen aan de informatiebeschikking, te rekenen vanaf de datum van het arrest.