ECLI:NL:HR:2021:538

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
8 april 2021
Zaaknummer
19/05704
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en de dekking van schade door hagel na storm

In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat J.W. de Jong, cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 september 2019. De zaak betreft een geschil met Achmea Schadeverzekeringen N.V., handelend onder de naam Interpolis, die werd vertegenwoordigd door advocaat D.A. van der Kooij. De Hoge Raad heeft de klachten van eisers over het arrest van het hof beoordeeld, waarbij de kern van het geschil draait om de dekking van schade door hagel in het kader van een verzekeringspolis die stormschade dekt. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van eisers niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat de Hoge Raad niet verplicht is om te motiveren waarom hij tot dit oordeel komt, zolang de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep van eisers verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Interpolis zijn begroot op € 6.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/05704
Datum9 april 2021
ARREST
In de zaak van
1. [eiseres 1] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eisers],
advocaat: J.W. de Jong,
tegen
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V., tevens handelend onder de naam INTERPOLIS,
gevestigd te Apeldoorn,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Interpolis,
advocaat: D.A. van der Kooij.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/05/314161/HZ ZA 17-35 van de rechtbank Gelderland van 15 maart 2017 en 2 augustus 2017;
de arresten in de zaak 200.227.654 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 januari 2019 en 17 september 2019.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof van 17 september 2019 beroep in cassatie ingesteld.
Interpolis heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor Interpolis toegelicht door haar advocaat, en mede door L. Tolatzis.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping.
De advocaat van [eisers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Interpolis begroot op € 6.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
9 april 2021.