ECLI:NL:HR:2021:555
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door G.T.K. Meussen. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 oktober 2020, waarin het hoger beroep van de heffingsambtenaar tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De Rechtbank Gelderland had eerder een verzoek van belanghebbende om een veroordeling in de proceskosten afgewezen.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten over de uitspraak van het Hof niet voldoende waren om het beroep te laten slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 9 april 2021, en het arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman, samen met raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.