ECLI:NL:HR:2021:56

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
20/00482
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag belasting personenauto’s en motorrijwielen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 januari 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door [A] / [B] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep in cassatie was gericht tegen een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen die aan [X] was opgelegd. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroep in cassatie was ingediend namens [X] te [Z]. De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift verzocht om een volmacht of een verklaring van [X] te overleggen, waaruit zou blijken dat deze instemde met het indienen van het beroep in cassatie. De indiener heeft echter niet op dit verzoek gereageerd. Hierdoor heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat de indiener niet bevoegd was om namens [X] het beroep in cassatie in te stellen. Op basis van deze overwegingen heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/00482
Datum15 januari 2021
ARREST
op het door [A] / [B] B.V. te [Q] ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 januari 2020, nr. 18/00652, betreffende een aan [X] opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] te [Z] .
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift bij brief van 4 maart 2020 verzocht een stuk over te leggen waaruit blijkt dat hij van [X] volmacht heeft tot het indienen van het beroepschrift in cassatie, dan wel een verklaring van [X] over te leggen waaruit blijkt dat deze instemt met het instellen van het beroep in cassatie.
De indiener van het beroepschrift heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift niet bevoegd was namens [X] beroep in cassatie in te stellen, en zal de Hoge Raad het beroep in cassatie op die grond niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2021.