Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
13 april 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 april 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 november 2019. De zaak betreft brandstichting in een woning in Doetinchem, waarbij een slachtoffer is overleden. De verdachte, geboren in 1964, heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat A.A. Franken. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het gaat om de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, maar deze niet gegrond verklaard. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat de klachten niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de uitspraak van het hof vernietigd voor zover vervangende hechtenis is toegepast, in lijn met eerdere rechtspraak. De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis en de Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens is overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twaalf jaren naar elf jaren en elf maanden. De Hoge Raad heeft ook bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast in plaats van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de uitspraak van het hof wordt vernietigd, de gevangenisstraf wordt verminderd, en dat de toepassing van gijzeling wordt geregeld volgens de wet. Het beroep van de verdachte is voor het overige verworpen.