Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
gevestigd te [woonplaats], Thailand,
gevestigd te Utrecht,
gevestigd te Marsberg, Duitsland,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
4.Beslissing
23 april 2021.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van eisers tegen een incidenteel arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De eisers, [eiseres 1] B.V. en [eiser 2], hebben in eerste aanleg vorderingen ingesteld die zijn gegrond op de vraag of er een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen. De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen toegewezen, maar Ritzenhoff c.s. hebben in hoger beroep een incidentele vordering ingesteld tot het verbinden van een voorwaarde van zekerheidsstelling aan de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van de voorzieningenrechter. Het hof heeft deze vordering gedeeltelijk toegewezen, maar het verzoek van eisers om tussentijds cassatieberoep open te stellen is afgewezen.
De Hoge Raad oordeelt dat het arrest van het hof een tussenarrest is, waarbij geen einde is gemaakt aan enig deel van het in de hoofdzaak gevorderde. Tussentijds cassatieberoep staat alleen open als dat door de rechter is opengesteld of als er een voorlopige voorziening is toegestaan of geweigerd. De Hoge Raad concludeert dat het arrest van het hof niet als een voorlopige voorziening kan worden aangemerkt, en dat eisers derhalve niet-ontvankelijk zijn in hun cassatieberoep. De Hoge Raad verklaart eisers niet-ontvankelijk en veroordeelt hen in de kosten van het geding in cassatie.