Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
11 mei 2021.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, economische kamer, van 2 september 2019. De verdachte, geboren in 1965, heeft beroep ingesteld tegen een uitspraak die betrekking heeft op de opzettelijke overtreding van voorschriften gesteld bij artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De advocaat van de verdachte, H.H. van Steijn, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, waarop de advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen op 11 mei 2021.