Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
5.Beslissing
11 mei 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 4 februari 2019. De verdachte, geboren in 1992, was betrokken bij een gewapende overval op een horecagelegenheid, wat leidde tot een strafzaak waarin verschillende cassatiemiddelen werden ingediend. De advocaat van de verdachte, M.D. Rijnsburger, stelde cassatiemiddelen voor, terwijl de advocaat-generaal D.J.C. Aben concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, met name wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak, behalve voor de toepassing van vervangende hechtenis. De Hoge Raad oordeelde dat de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel niet correct was toegepast en vernietigde de uitspraak van het hof op dat punt. Daarnaast werd vastgesteld dat de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het EVRM was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 36 maanden naar 34 maanden.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk de uitspraak van het hof vernietigd voor zover deze betrekking had op de vervangende hechtenis en de duur van de gevangenisstraf, en bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast bij de schadevergoedingsmaatregel. Het beroep werd voor het overige verworpen.