ECLI:NL:HR:2021:714
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet digitale indiening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z], vertegenwoordigd door A.M.H. Hogervorst, tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het cassatieberoep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 22 oktober 2020, nr. BK-20/00351, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 19/1995). De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift niet digitaal was ingediend, terwijl dit wel verplicht was volgens de regelgeving die van toepassing was op het moment van indiening. De indiener had op 10 november 2020 het beroepschrift ingediend, maar had geen gevolg gegeven aan een verzoek van de griffier om het beroepschrift digitaal in te dienen binnen een gestelde termijn. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de relevante wetgeving en de verplichtingen voor beroepsmatig optredende rechtsbijstandverleners in aanmerking genomen. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken op 7 mei 2021.