ECLI:NL:HR:2021:718

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 mei 2021
Publicatiedatum
7 mei 2021
Zaaknummer
20/02620
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep inzake belastingaanslagen over de jaren 2014 en 2015

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 juli 2020, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld. De Rechtbank had zich eerder uitgesproken over de aan belanghebbende opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2014 en 2015, alsook over de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet gegrond zijn. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft uiteindelijk besloten dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad gebruikgemaakt van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en de uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/02620
Datum7 mei 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z], (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,
vertegenwoordigd door [P]
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 juli 2020, nrs. 19/00656 en 19/00657, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 18/2152 en 18/2153) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2014 en 2015 opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2021.