ECLI:NL:HR:2021:737

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
14 mei 2021
Zaaknummer
20/00740
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gekwalificeerde verduistering door bestuurder van charitatieve stichting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 februari 2020. De verdachte, geboren in 1955, was beschuldigd van gekwalificeerde verduistering in dienstbetrekking van een groot geldbedrag, zoals omschreven in artikel 323 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had uitgaven en opnames gedaan die volgens hem plaatsvonden op basis van een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst. De Hoge Raad oordeelde dat deze uitgaven en opnames niet konden worden gekwalificeerd als wederrechtelijke toe-eigening, omdat er geen opzet bij de verdachte aanwezig was. Bovendien waren er voor enkele specifiek aangeduide uitgaven bonnen aanwezig die aantoonden dat de verdachte zich de desbetreffende geldbedragen niet had toegeëigend. De advocaat-generaal, P.C. Vegter, had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De klachten over de uitspraak van het hof konden niet leiden tot vernietiging van die uitspraak, en de Hoge Raad was niet verplicht om zijn oordeel verder te motiveren. Het beroep werd derhalve verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/00740
Datum18 mei 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 februari 2020, nummer 23-002955-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft H. Bakker, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 mei 2021.