ECLI:NL:HR:2021:817

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
20/01445
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wanbeleid en kostencompensatie in zorginstelling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Centrale Cliëntenraad van DeSeizoenen B.V. (hierna: de CCr) tegen DeSeizoenen B.V. en andere betrokkenen. De CCr had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam, die op 24 januari 2020 was gegeven. De Hoge Raad heeft de klachten van de CCr over deze beschikking beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel was gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad, mede in het licht van artikel 12 lid 3 van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018, besloten om de kosten van het geding in cassatie te compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door een collegiaal orgaan, met M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons en M.J. Kroeze. De beschikking is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/01445
Datum4 juni 2021
BESCHIKKING
In de zaak van
DE CENTRALE CLIËNTENRAAD VAN DESEIZOENEN B.V.,
gevestigd te Oploo,
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: de CCr,
advocaten: J. de Bie Leuveling Tjeenk en F.J.L. Kaptein,
tegen
1. DESEIZOENEN B.V.,
gevestigd te Oploo, gemeente Sint Anthonis,
2. DE LEDEN VAN DE RAAD VAN COMMISSARISSEN VAN DESEIZOENEN B.V.,
a) [betrokkene 2],
b) [betrokkene 3],
c) [betrokkene 5],
d) [betrokkene 6],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: DeSeizoenen c.s.,
advocaat: F.E. Vermeulen,
en tegen
3. WW ZORG GROEP B.V.,
gevestigd te Bussum,
4. [belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats],
5. [belanghebbende 3],
wonende te [woonplaats],
6. [belanghebbende 4],
wonende te [woonplaats],
7. [belanghebbende 5],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: WW Zorg Groep c.s.,
advocaat: R.L.M.M. Tan,
8. DE LOKALE CLIËNTENRAAD VAN DESEIZOENEN B.V., LOCATIE GENNEP
en DE LOKALE CLIËNTENRAAD VAN DESEIZOENEN B.V.,
LOCATIE ELIVAGAR,
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: de lokale Cliëntenraden,
gevestigd te Oploo,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 200.253.973/01 van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam van 24 januari 2020.
De CCr heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
DeSeizoenen c.s. en WW Zorg Groep c.s. hebben ieder afzonderlijk verzocht het beroep te verwerpen.
De lokale Cliëntenraden hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de CCr heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1
De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van de ondernemingskamer beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
2.2
Mede in het licht van art. 12 lid 3 Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 ziet de Hoge Raad aanleiding de kosten van het geding in cassatie te compenseren aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
4 juni 2021.