Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
8 juni 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 19 maart 2020. De verdachte, geboren in 1993, was betrokken bij een eendaadse samenloop van medeplegen van mensensmokkel naar Groot-Brittannië en het behulpzaam zijn bij het verkrijgen van verblijf in Nederland, zoals omschreven in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker een cassatiemiddel hebben voorgesteld. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.