Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
15 juni 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 december 2019. De verdachte, geboren in 1983, was betrokken bij een criminele organisatie die zich bezighield met gewelddadige handel in hard- en softdrugs. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat S. Schuurman. De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De klachten konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is gewezen door vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met raadsheren Y. Buruma en M. Kuijer, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.