In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1981, was betrokken bij een criminele organisatie die zich bezighield met gewelddadige handel in hard- en softdrugs. De zaak betreft een verzoek van de verdediging om getuigen te horen, dat niet door het hof is behandeld. De verdediging had eerder op 1 november 2019 verzocht om twee getuigen te horen, maar het hof heeft geen beslissing genomen op dit verzoek. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof voor hernieuwde behandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet heeft beslist op het herhaalde verzoek van de verdediging om getuigen te horen, wat een uitdrukkelijke beslissing vereiste. De processen-verbaal van de terechtzittingen in hoger beroep bevatten geen beslissing op dit verzoek, waardoor het cassatiemiddel terecht was voorgesteld. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces, waarbij de verdediging de mogelijkheid moet krijgen om getuigen te horen die relevant zijn voor de zaak. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke stap gezet in de bescherming van de rechten van de verdachte in het strafproces.