2.2.1Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
“hij, op 13 juli 2017, te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een hamer tegen de voorruit van de auto van voornoemde [benadeelde] heeft gegooid, terwijl die [benadeelde] zich op dat moment in de auto bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
2.2.2Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 13 juli 2017 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2017222684-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 29-31):
als de op 13 juli 2017 afgelegde verklaring van [benadeelde]:
Plaats delict: [a-straat], [plaats]
Op 13 juli 2017 ben ik naar de woning van [verdachte] gegaan. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei, “ik maak je kapot”. Ik hoorde dat hij nog steeds allerlei verwensingen naar mijn hoofd riep, zoals: “ik maak je kapot, jij maakt mijn hele leven al kapot”.
Toen ik in de buurt van mijn auto was, zag ik dat [verdachte] zich omdraaide en weer terug naar zijn woning liep. Ik stapte in mijn auto en reed weg. Als ik wegrijd dan passeer ik de woning van [verdachte] via de achterzijde. Toen ik de achterzijde naderde zag ik dat [verdachte] daar al op de stoep stond. Ik zag dat hij in zijn rechter hand een hamer vasthield. Het lijkt op een soort bijl met aan beide zijden een metalen snijvlak. Ik zag dat deze hamer geheel van ijzer was en dat het ongeveer 60 centimeter lang was.
Toen ik op ongeveer 1 1/2 tot 2 meter van [verdachte] af stond, zag ik dat [verdachte] de hamer naar mij toe gooide. Ik zag dat de hamer op de voorruit van mijn auto terecht kwam. Ik was hier heel erg van geschrokken. Ik was ook bang dat deze hamer dwars door de voorruit zou gaan. Ik zag dat de ruit naar binnen toe boog. Ik voelde allemaal kleine glassplinters tegen mijn gezicht en hals aankomen. Ik zag dat mijn dashboard en stoelen vol met glas lagen.
2. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 juli 2017 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2017222684-4. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 18-20):
als de op 13 juli 2017 afgelegde verklaring van [verdachte]:
Postcode plaats: [plaats]
Op 13 juli 2017 heb je, toen hij bij je was tegen hem (het hof begrijpt: [benadeelde]) gezegd: "Oprotten jij, oprotten, jij komt mijn huis niet in." Ook zou je tegen hem hebben gezegd: "Ik maak je kapot". Wat is jouw reactie hierop ?
- Klopt, ik heb tegen hem gezegd dat ik hem kapot zou maken, omdat hij mij kapot maakt.
Ik had vandaag (het hof begrijpt: 13 juli 2017) een conflict met [benadeelde]. Hij kwam vandaag toch naar mijn woning. Hij stapte in zijn auto en ik ben weer naar binnen gegaan en ben vervolgens via de achterdeur naar de achterzijde van mijn huis gelopen. Ik verwachtte dat hij daar weer langs zou komen en inderdaad hij kwam met zijn auto aanrijden. Ik had van binnen vandaan een vuisthamer meegenomen en toen ik hem met zijn auto aan zag komen, heb ik die vuisthamer in de richting van zijn auto gegooid. Ik zag en hoorde dat die hamer op zijn voorruit terecht kwam en dat die ruit kapot ging.
Hoeveel personen zaten in die auto ?
3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2017 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2017222684-6. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 36):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Ik zag dat er een grote deuk in de voorruit zat van het voertuig. Ik zag dat de deuk naar binnen stond. Ik zag dat er een gat in de voorruit zat. Ik zag dat er rondom het gat heel veel barsten zaten. Ik zag dat er in de cabine van het voertuig heel veel kleine glassplinters lagen. Ik zag dat het dashboard, de tussen console en de twee voorstoelen vol met kleine glassplinters lagen.”
2.2.3Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“Door de raadsman van de verdachte is ter terechtzitting bepleit dat er geen sprake is van een poging tot zware mishandeling, omdat de verdachte wist dat de hamer niet door de voorruit heen kon. In dat kader heeft de raadsman een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het doen van onderzoek door het NFI met betrekking tot de vraag of de hamer door de voorruit kon worden gegooid of niet.
Het hof wijst het voorwaardelijke verzoek van de raadsman af, nu het hof het voor de bewezenverklaring niet zozeer van belang acht of de hamer daadwerkelijk door de voorruit heen kon worden gegooid. Voor de bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling acht het hof reeds voldoende dat de glasscherven - die ten gevolge van het gooien van de hamer zijn ontstaan, overal in de auto werden gevonden en waarover de aangever heeft verklaard dat hij deze glassplinters tegen zijn gezicht aan voelde komen - op zich al zwaar lichamelijk letsel kunnen opleveren. Het hof acht het een feit van algemene bekendheid dat glassplinters in de ogen blijvend letsel en daarmee zware mishandeling kunnen opleveren.”